How are you, sir?

Geplaatst op

Het geven van een workshop op een conferentie over Plain Language in Canada kent voor mij eigenlijk maar één uitdaging, het onderwerp zelf: de taal. Als specialist in de Nederlandse taal spreek ik eigenlijk nooit over dit onderwerp in het Engels. Mijn Engels is misschien niet eens zo slecht, maar het moet wel nodig worden afgestoft.

Dat is dan ook de reden dat ik zodra ik op Schiphol aankwam, besloot om direct over te schakelen naar het Engels. De medewerkers van de luchthaven maakten me dat makkelijk, want iedereen sprak mij automatisch in het Engels aan. Dat is het voordeel als je er niet zo Hollands uitziet. Helaas beperkten de gesprekken zich tot de begeleidende praatjes over de aangekochte goederen (wat snoep en een flesje water) en mijn zoektocht naar een pinautomaat.

Ik besloot een Engelstalige roman te kopen om mezelf alvast te voeden met de taal. De keuze bij de boekhandel was niet zo groot. Vooral veel thrillers. Ik koos de nieuwste van John Grisham. Ik zette me direct aan het lezen om de tijd te doden. Jammer genoeg gebruikt Grisham zelden woorden met meer dan drie lettergrepen, dus voor een bijspijkercursus Engels idioom leverde dat niet zoveel op. Voor de grammatica wel.

Helaas waren de medepassagiers die naast mij in het vliegtuig zaten niet zulke babbelaars. Mijn pogingen tot conversatie strandden snel door de enorme behoefte van mijn buurman om te gaan slapen en van mijn buurvrouw om muziek te luisteren. Dus ik moest mijn snelcursus Engels beperken tot de thriller van Grisham. Op de kaft stond met knetterende letters: ‘No one does it better than Grisham’ –  Telegraph.

Vanuit plain language-perspectief bekeken natuurlijk een bijzonder interessante uitspraak. Want wát doet niemand beter dan Grisham? Voor mij bleef dat volstrekt onduidelijk. Ik kon me in ieder geval niet voorstellen dat de Telegraph het hier over schrijven had…

Maar goed, na negen uur ingeklemd te hebben gezeten tussen de zwijgzame man met hoed en baard (waarom houd je negen uur een hoed op in een vliegtuig?) en de in zichzelf gekeerde Canadese mevrouw die volgens het douaneformulier Van der Kop heette, was ik wel klaar met Grisham.

 

Buiten de luchthaven zocht ik een taxi die me naar mijn hotel kon brengen. Mijn keuze viel uiteindelijk op een kermitgroene Prius. De taxichauffeur droeg een tulband in bijpassende kleur. Nadat ik was ingestapt, vroeg de chauffeur: ‘How are you, sir?’

Blij met deze opening begon ik uitgebreid te vertellen over mijn reis, mijn sluimerende jetlag en het doel van mijn reis. Eindelijk kon ik Engels praten! En die kans greep ik met beide handen aan. Maar tegen de tijd dat er ongeveer 15 dollars op de teller van de taxi stond, begon ik me te storen aan de zwijgzame houding van mijn chauffeur. Ik voerde een monoloog waarin ik mijn uiterste best deed om correct Engels te spreken, maar deze man had niet eens het fatsoen om te antwoorden. Zelfs niet toen ik hem vroeg of de gigantische hoeveelheid onroerend goed die ik onderweg te koop zag staan direct een gevolg van de financiële crisis was. En of deze crisis Canada ook raakte. Een mager knikje was mijn deel.

Ik besloot mijn poging tot een gesprek te staken. Wat een eikel!

Pas toen hij mij (na nog eens 15 dollar) afleverde bij het hotel en mij in gebrekkig Engels (vele malen gebrekkiger dan het mijne) gedag zei, begreep ik waar zijn stuurse houding vandaan kwam. De beste man had geen bal begrepen van wat ik vertelde! Zelfs mijn houtje-touwtje Engelse chitchat ging zijn tulband te boven. Uit schaamte voor dit te late inzicht, gaf ik hem een overdreven ruime fooi.

Dit geeft maar weer eens aan hoe belangrijk plain language is. Want ook deze taxichauffeur moet zijn belastingformulieren invullen, de verzekeringen die hij koopt begrijpen en de informatie van de overheid snappen. Terwijl ik vermoed dat hij zelfs de nieuwste van John Grisham niet kan lezen.

 

Met dit inzicht stapte ik het hotel binnen. Goed  te beseffen dat er wereldwijd mensen zijn die zich bezig houden met  het promoten van plain language.