A theory of not reading

Geplaatst op

‘What we need,’ sprak Karen Shriver van de Carnegie Mellon University in Pittsburgh, ‘is a theory of not reading.’

Ik vond dat een interessante uitspraak. Het hele PLAIN-congres staat namelijk in het teken van hoe we tekst eenvoudiger kunnen maken. Maar voorafgaand aan het gaan lezen, gaat natuurlijk het willen lezen. Veel lezers zakt de moed al in de schoenen als ze alleen al naar een ingewikkelde tekst kijken.

Daarom is het zinvol om na te denken over waarom mensen niet gaan lezen. Daarvoor kunnen verschillende redenen zijn. Wat in ieder geval voor elk mens geldt, is ‘the law of the least effort’. Met andere woorden: lezers kiezen altijd de weg van de minste weerstand om aan informatie te komen. Zodra de weg te moeilijk lijkt, haken ze al af.

En de beslissing om een tekst wel of niet te gaan lezen, nemen ze al binnen 50 milliseconden. Dat was overigens nieuw voor mij. Ik dacht dat een lezer er toch wel een seconde of drie over zou doen. Maar uit de onderzoeken blijkt dat dit proces nog sneller gaat. Alles gaat tegenwoordig steeds maar sneller, verzuchtte de oude man …

Maar goed, deze supersnelle beslissing onderschrijft, volgens Shriver, dat de keuze om wel of niet te gaan lezen geen rationele beslissing is, maar een emotionele. Dat blijkt niet alleen uit de snelheid van beslissen, maar ook uit haar neurologisch onderzoek. Hierbij heeft beste Karen vastgesteld welke hersengebieden actief zijn bij het nemen van deze beslissing.

En daarbij komt dat deze beslissing is gebaseerd op een eindeloze reeks variabelen. Dat kan op basis van de lay-out van de tekst zijn, het moment waarop de lezer de tekst ziet, de lengte van de tekst, het lettertype, het medium, de zinslengte, de gemoedstoestand van de lezer, noem maar op.

De redenen om niet te gaan lezen zijn zo talrijk, dat het dan ook meteen lastig wordt om een theorie over het niet-lezen op te stellen.

Daar komt nog eens bovenop dat alle zekerheden die we dachten te hebben, weer op losse schroeven staan. Dachten we (na jarenlang uitputtend onderzoek) dat een lettertype met schreefaantrekkelijker is dan dat zonder schreef, blijkt nu weer dat dit geen bal uitmaakt, maar dat juist de spatiëring van beslissende invloed is. (Tjonge, en ik wilde net rustig gaan slapen in de wetenschap dat de wereld een ordelijke plaats is met in ieder geval één zekerheid: een letter met schreef is duidelijk. Maar nee, alles moet weer op z’n kop …)

Hadden we eerst de zekerheid dat nominaties de lezer afschrikken, blijkt ook dat een fabel. In situaties waarbij de lezer weet dat hij zelf het onderwerp is, schijnt het niets uit te maken als je de tekst volstopt met nominalisaties.

Waren we er zeker van dat opsommingen altijd goed waren. Mis! Alleen als ze semantisch zijn gegroepeerd. En dan alleen nog maar in sommige situaties voor sommige doelgroepen.

Zucht … Ik vermoed dat een theorie van het niet-lezen nog lang op zich laat wachten.

En na al de theoretische prietpraat van de ene onderzoeker na de andere wetenschapper, ben ik geneigd te zeggen: misschien is de tijd gekomen voor helemaal geen theorie over lezen. Met gewoon logisch nadenken, kom je ook al een heel eind.

Ik zeg: leve het gezonde verstand!